Een nieuw algoritmisch ‘schepsel’ ?
28 Februari 2024
In een artikel dat in Italië door BeeMagazine werd gepubliceerd, presenteert Kardinaal Fernando Filoni een reflectie op het thema van de artificiële intelligentie (A.I.) en Gods schepping. Deze hedendaagse kwestie is ook voor de universele Kerk van belang. Dit werd reeds door de paus in zijn boodschap van 1 januari uitdrukkelijk benadrukt. We hebben ervoor gekozen om voor de leden van de Orde en hun vrienden op onze site de tekst van de Grootmeester.
Een archeoloog aan wie ik vroeg of het mogelijk was om een oud terracotta object van een modern namaakproduct te onderscheiden, gaf mij als antwoord dat de aanraking het eerste directe beoordelingscriterium is. Natuurlijk zijn er nog andere. Zo legde hij mij uit dat de poreusheid van terracotta pas met de jaren tot stand komt en dat deze niet in een hedendaagse creatie, waarvan het oppervlak glad is, wordt aangetroffen. Dit is een empirisch criterium, maar wel één dat op het eerste zicht bruikbaar is bij de vele namaakobjecten die we overal aantreffen en die mensen te koop aanbieden.
Wat is, in een tijd waarin we met allerlei soorten nieuws overspoeld worden, het eerste geldend criterium om onszelf te verdedigen en echt nieuws van “fake news” te onderscheiden? Deze vraag stelt zich vanwege het grote gemak waarmee nieuws vandaag de dag circuleert. Nu men het overal over een zogenaamde artificiële intelligentie heeft, volstaat het niet langer om zich voor dat onderscheid op de rede te beroemen. De artificiële intelligentie is immers in staat om informatie te deconstrueren, te vervaardigen, te vertekenen en zelfs misleidend te werken.
In deze complexe tijden, waarin zoveel mensen zich in de studie van alle nieuwe communicatiemogelijkheden verdiepen en hiermee zelfs ook ons leven willen beïnvloeden, beseffen we dat de “intellectuele rijkdom” die mensen bezitten inderdaad in “povere aarden vaten” is opgeslagen. Deze uitdrukking gebruikte Paulus van Tarsus reeds, die aan de christenen van Korinthe schreef dat wij onze schat, d.i. onze hoop, in “aarden vaten” dragen. De buitengewone kracht komt immers van God en niet van onszelf. (vgl. 2 Kor. 4,7). Wat is de mens méér dan een “eeuwenoud artefact” wiens wezen en wiens bestaan dateert uit de tijd dat de Schepper het vanuit de klei vorm gaf en er leven, intelligentie en vrijheid in blies. Met deze gaven schiep hij de mens – bijbels gesproken – naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis. De poreusheid van het menselijk bestaan bestrijkt dus millennia en is technologisch niet reproduceerbaar; zelfs als we alles zouden willen reduceren tot getallen en algoritmische combinaties, zou het nog steeds een “flexibel” variatie zijn.
De onderliggende vraag is of de onderzoekers uit Silicon Valley of uit een andere entiteit die zich aan deze wetenschap wijden en die het nieuwe schepsel dat wij artificiële intelligentie noemen “eigenhandig” hebben gecreëerd, enige “gelijkenis” met de Allerhoogste God vertonen. De “neo-scheppers”, hoewel zeer bekwaam, lijken mij duidelijk bescheidener dan de Allerhoogste, die volgens Genesis hemel en de aarde heeft geschapen en orde in de chaos heeft gebracht (cf. Gn 1,2). De “neo-scheppers” maken weliswaar gebruik van hun scheppende kracht, maar als we onder de indruk zijn van hun vaardigheid, dan komt dit misschien omdat we zelf het gevoel voor kwaliteit en proportie van de Goddelijke schepping zijn kwijtgeraakt en ons met een overvloed aan cijfers en algoritmen tevreden stellen. Maar dan rijst de volgende vraag: wat zullen zij in hun “artefact” aan inhoud dragen, terwijl wij bedenken dat God volgens de Bijbel de mens mannelijk en vrouwelijk heeft geschapen (vgl. Gen 1, 27) en hem voorzag van levende relaties, van een gemeenschap van geest en lichaam en van de autoriteit over de schepping waarvan de mens niet mag afwijken?
“Moet de Bijbel dan herschreven worden,” werd mij door een vriend gevraagd. In feite zal zelfs religie aan het perspectief van dit nieuwe wezen, aan de artificiële intelligentie, niet kunnen ontsnappen. Het heeft geen eigen bewustzijn en ontleent haar heilige karakter aan de logica van zijn onderzoekers. Wat wordt er uiteindelijk aangeboden? Wordt ze verboden? Zal zij in staat zijn fouten te maken of zonden te begaan? Zal ze kunnen beminnen? Eet ze van de “verboden vrucht”? Heeft zij recht op verlossing en is ze in staat om te bidden?
Ja! Bidden is immers het meest eenvoudige en het meest aangeboren streven van het menselijk hart. Geen mens heeft ooit nagelaten te bidden. Misschien gebeurde dat zonder dit goed te beseffen, zoals je tot een moeder roept die je nooit hebt gekend.
Augustinus van Hippo sprak over gebed waarvan het meest interessante onderdeel het autobiografische deel is. In feite verwees hij hierbij naar zichzelf waarbij hij als het ware een paradigmatische beschrijving gaf: onze stappen in het gebed verlopen volgens een algoritme dat niet uit een hart kan komen dat niet zou bestaan.
Augustinus zei dat hij als kind, ook zonder al gedoopt te zijn, maar door zijn moederlijke opvoeding niet zozeer bad uit genegenheid voor God, hoe klein die ook was, maar om de volgende dag de klappen van zijn gewelddadige leraar niet te moeten incasseren (Confessions, 1, 9, 14). Als jongeman bad hij, in volle post-puberale uitbundigheid, opdat hij niet door de hartstocht zou overweldigd worden, maar dat deze hem anderzijds ook niet onmiddellijk zou ontnomen worden (Ib. 8, 7, 17). In een mengeling van enige crisis en het houden van enige afstand tot zijn gezinsopvoeding veranderde hij de inhoud van zijn gebed en vroeg hij om de verwezenlijking van zijn dialectische, filosofische en carrière-aspiraties. Maar hij was zich ook al snel bewust van de vernedering en de ijdelheid van zo’n gebed (Ib. 3, 4, 7). Als gevolg van teleurstellingen verviel hij in het toen dominante manicheïsme en beleefde dit bijna als een emancipatie. Zo kwam hij tot eerder formele en onopvallende gebeden maar dit werd op zijn beurt de oorzaak van een nieuwe en diepere desillusie. Zo bekende Augustinus dat hij in grote nood de oorzaak van zijn ongemak en de aard van zijn depressie had proberen te begrijpen. In een vorm van zeer hoge spirituele lyriek richtte hij zich tot de Heer: “U heeft mij tot U bekeerd, waardoor ik het zoeken naar een vrouw en het verwezenlijken van alle hoop van deze wereld heb opgegeven" (Ib. 8, 12, 30).
Toen kwam de doop in de katholieke kerk
Ik spreek de hoop uit dat de artificiële intelligentie het plezier van de talrijke spirituele pelgrimstochten die existentieel het leven van de hedendaagse en de toekomstige mannen en vrouwen doorkruisen, niet zal wegnemen. Ik hoop dat deze intelligentie ons het gebed zal laten, dat zij een veelkleurig pluralisme niet zal verminderen en ons niet tot een enkelvoudig en uniform denken zal beperken!
Maar wanneer deze intelligentie zich binnen aanvaardbare grenzen verder ontwikkelt, zal het ongetwijfeld een zeer nuttig “schepsel” van de mensheid zijn.
Fernando Cardinale Filoni
Grand Maître
Bron : Website Grootmeesterschap - Ridderorde van het Heilig Graf van Jeruzalem
Foto : © Grootmeesterschap
Vertaling : Luk & Karien De Staercke-Audoore
© Belgische Landscommanderij - Ridderorde van het Heilig Graf van Jeruzalem