1. Grondslag
Aan de basis ligt een mondelinge overlevering, van generatie op generatie, die pas vrij laat op schrift werd gesteld. Eerst op tekstrollen waarvan de leesorde eerder onzeker is en later in een codex (een gebonden tekstboek) waarin de volgorde van de teksten in 90 na Chr. werd vastgelegd. Alleen de Hebreeuwse Brieven worden erkend. De overige boeken die in de Joodse canon niet zijn opgenomen, vormen de apocriefe geschriften van het Oude Testament (“de vuilnisbak van Caïro”).
Het boek Exodus is de kern van het Oude Testament. Het werd beetje bij beetje vervolledigd met boeken met “historische” vertellingen, zoals het boek Jozua, het boek Rechters, het eerste en tweede boek Koningen), om de openbaring te versterken. Genesis, dat volop door het boek Exodus en de openbaring op de Berg Sinaï is geïnspireerd, bevat eerder enkele psychologische overwegingen, een overweging over het kwaad, de stamboom en de familiegeschiedenis (over Kaïn en Abel, Jozef en zijn broers…).
De profetische boeken bevatten reflecties over het respect voor het Verbond met God dat zich 1.000 jaar later in het Heilsgebeuren zou voltrekken, terwijl Deuteronomium dan weer een tweede eerder simplistische en tegelijk pedagogische weergave is van de Wet na de verwoesting van de Tempel en de ballingschap.
De poëtische boeken (het boek Job en het boek Psalmen) getuigen dan weer van een persoonlijke benadering van de religieuze beleving.
Het boek Ecclesiasticus (ook wel het boek Wijsheid van Jezus Sirach genaamd) is een later geschrift dat als doel had de openbaring te actualiseren en deze aan de heidenen kenbaar te maken. Er was nood aan een vertaling van het Hebreeuws naar het Grieks om de tekst voor elkeen toegankelijk te maken. Zoals het wel bij veel vertalingen het geval is, bestaat de kans dat deze vertaling het origineel enigszins “verraadt”. In diezelfde periode werden in Alexandrië (toenmalig Grieks grondgebied) de “rollen van de Tent van Samenkomst” (het Tabernakel) in de Codex opgenomen. Mogelijk werd de volgorde van de boeken enigszins aangepast om een grotere chronologische samenhang te bereiken.
Christus en zijn apostelen kenden de “Griekse Bijbel” en hebben deze een opwaardering gegeven.
Het Nieuwe Testament bevat het “corpus” van de eerste Kerk dat weder samengesteld werd in functie van de logica van een voortschrijdende openbaring, met name de evolutie van de Schepping tot de Apocalyps. De boeken werden weerhouden in functie van drie criteria: onderricht, conformiteit met de traditionele doctrine, en tijdens de apostolische periode in verschillende kerkelijke gemeenschappen gelezen en herlezen. De apocriefe boeken van het Nieuwe Testament zijn mogelijks wel interessant, maar voldoen niet aan deze drie criteria of zijn eerder verzonnen en worden daarom zonder enige theologische waarde beschouwd.
2. Inspiratie
Het “Woord van God” werd door mensen neergeschreven, maar is uit Goddelijke inspiratie ontsproten. “Quid” met God? Voor de katholieke Kerk is alles door God geïnspireerd, maar dient het “Woord van God” begrepen te worden in het kader van een zich ontwikkelende waarheid.
3. Waarheid
De waarheid betreft geen materiële maar wel een theologische waarheid. Dit wil zeggen dat de waarheid in functie staat van het Heil.
4. (Her)interpretatie
Er bestaan verschillende versies van eenzelfde boodschap en elk literair genre dient volgens haar eigen logica, haar geo-historische context en volgens haar eigen auteur begrepen te worden.
De interpretatie kan letterlijk, maar evengoed spiritueel, contemplatief of allegorisch zijn. De waarheid is dus dynamisch en voorwerp van onze eigen interpretatie.
Nathalie della Faille
Vertaling: Luk De Staercke